Het verzekeringsrecht in Nederland is het geheel van rechtsregels, die de onderlinge betrekkingen bepalen tussen enerzijds de verzekeraar en anderzijds de verzekeringnemer en/of de verzekerde. Sinds 1 januari 2006 zijn de van toepassing zijnde regels van dwingend- en regelend recht vastgelegd in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. In het BurgerlijkWetboek wordt de definitie van de verzekeringsovereenkomst gegeven. Hieruit blijkt dat de verzekeringsovereenkomst een kansovereenkomst is, waarbij het van een onzekere gebeurtenis afhangt of er tot uitkering wordt overgegaan.Bij de verzekeringsovereenkomst ontstaat het belang dus buiten de overeenkomst zelf.
Uit de definitie van de verzekeringsovereenkomst vloeien een aantal kenmerken voort:
- Het is een overeenkomst onder voorwaarde (kansovereenkomst, zie hierboven), en afhankelijk van het onzekere voorval: schade.
- Het is een consensuele overeenkomst, wilsovereenstemming is voldoende en er zijn geen bijzondere eisen voor de totstandkoming. De polis is slechts een bewijs, dat men verzekerd is (art. 7:932 lid 1 BW). De verzekeraar moet bij verlies van de polis door de verzekerde, op diens verzoek tegen vergoeding van kosten een nieuwe polis afgeven aan hem (art.7:932 lid 3 BW).
- Het betreft een wederkerige overeenkomst tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer. De verzekeringnemer betaalt de premie en de verzekeraar gaat tot uitkering over, indien nodig. Door het wederkerige karakter van het contract staat onder andere een beroep op ontbinding en opschorting open (art. 6:262 e.v. BW).
- De verzekeringsovereenkomst is gebaseerd op een vertrouwensrelatie tussen de verzekeraar en de verzekerde. Denk hierbij aan het risico van verzekeringsfraude (bedrog), opzettelijkveroorzaken van de eigen schade om het vergoed te krijgen en het opzettelijk verstrekken van onjuiste inlichtingen aan de verzekeraar met als opzet de verzekeraar te misleiden.
- De verzekeringsovereenkomst dient tot vergoeding van schade, met vermelding van de verzekerde som.
Hierbij geldt voor schadeverzekeringen dat de verzekering niet mag leiden tot uitbetaling van een hoger bedrag, dan dat de schade was (indemniteitsbeginsel). Dit beginsel geldt alleen bij schadeverzekeringen.
De verzekerde heeft vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst een mededelingsplicht jegens zijn verzekeraar (art. 7:928 BW) over feiten en omstandigheden die met de verzekeringsovereenkomst samenhangen. Mededelingen over het strafrechtelijk verleden van een verzekerde hoeven alleen te worden gegeven, wanneer daar uitdrukkelijk door de verzekeraar naar wordt gevraagd en wanneer de strafbare feiten niet langer dan acht jaren vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst zijn gepleegd (art. 7:928 lid 5 BW).
Voldoet de verzekerde niet aan zijn mededelingsplicht, dan heeft dit slechts gevolgen voor zijn verzekering, wanneer de verzekeraar hem binnen twee maanden na de ontdekking hiervan op gewezen heeft en van de mogelijke gevolgen hiervan op de hoogte heeft gesteld. Bij opzettelijk bedrog van de verzekerde, kan de verzekeraar de overeenkomst binnen twee maanden opzeggen en bij verzwijging door de verzekerde, kan de verzekeraar de overeenkomst opzeggen binnen twee maanden nadat hij heeft voldaan aan de plicht van kennisgeving van de verzwijging en heeft gewezen op de gevolgen hiervan.
Als de verzekeraar bij kennis van alle feiten geen verzekeringsovereenkomst had gesloten met de betreffende verzekerde, dan is geen uitkering verschuldigd wanneer die essentiële feiten niet bekend waren bij het sluiten van de overeenkomst. Wanneer de feiten die verzwegen zijn, niet belangrijk waren voor de verzekeringsovereenkomst, dan vindt toch een uitkering plaats. Verder kan nog een korting op de uitkering plaatsvinden met het bedrag, dat de premie meer zou bedragen of de verzekerde som minder zou bedragen (bij kennis van alle feiten). De verzekeraar kan zich niet beroepen op de vernietiging op grond van bedrog of op grond van dwaling, maar zal moeten terugvallen op de regels in het verzekeringsrecht.
Voor de opzegging van een verzekeringsovereenkomst door de verzekerde geldt een termijn van twee maanden.
Ook niet onbelangrijk -met de inwerkingtreding van het nieuwe verzekeringsrecht per 1 januari 2006- is een bijzondere verjaringsregelgeïntroduceerd. Vóór die datum was men gebonden aan de algemene verjaringsregel die een verjaringstermijn van vijf jaren kent.
Volgens art. 7:942 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering drie jaren na bekendheid met de opeisbaarheid bij de tot uitkering gerechtigde. Onder de 'tot uitkering gerechtigde' kunnen zowel de verzekerde maar ook een letselschadeslachtoffer zijn, die een directe actie heeft op grond van art. 7:954 BW.
Deze verjaringstermijn kan worden gestuit door een schriftelijke mededeling (aanmaning) waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Dan is de verjaringstermijn gestuit totdat de verzekeraar de eis toewijst of afwijst. Bij toewijzing (erkenning) van de eis gaat opnieuw een verjaringstermijn van drie jaar lopen die weer gestuit kan worden met een schriftelijke mededeling, waarna er weer een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren geldt. Bij een (ondubbelzinnige) afwijzing van de eis per aangetekende brief geldt echter een termijn van zes maanden op grond van art. 7:942 lid 3 BW. Deze verjaringstermijn kan eveneens worden gestuit via een schriftelijke mededeling waarna een nieuwe verjaringstermijn gaat lopen óf via een dagvaarding. Wanneer de eis bij dagvaarding wordt ingesteld, en er volgt vervolgens toewijzing (erkenning) van die eis, dan gaat er geen nieuwe verjaringstermijn lopen. Als de eis via de dagvaarding echter tot een afwijzing leidt, dan is de verjaring alleen gestuit als binnen zes maanden na het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak een nieuwe eis wordt ingesteld en die eis alsnog tot toewijzing leidt.
Het Wetsbureau weet de weg in de regels van het verzekeringsrecht en staat u bij, adviseert en begeleidt u bij alle problemen betreffendeverzekeringsrecht. Of het nu gaat om:
- een geschil over een afgesloten verzekeringspolis;
- een geschil met de verzekeraar van de wederpartij;
- een geschil over uw beroepsaansprakelijkheidsverzekering;
- een geschil met uw aansprakelijkheids- of schadeverzekeraar over bijvoorbeeldeen reisverzekering, brandverzekering, inboedel- of opstalverzekering;
- de beperking van uw bedrijfsrisico's;
- een geschil over uw arbeidsongeschiktheidsverzekering;
- een geschil met een sommenverzekeraar over bijvoorbeeld een ongevallenpolis of een inzittendenverzekering;
- enz.
Samen naar een oplossing
Dientengevolge kunnen tussen beide partijen tal van problemen en/of verschillende denkwijzen ontstaan. Samen met u zoeken wij naar de beste oplossing. Op alle vlakken kunnen wij u -door middel van rechtskennis en jarenlange ervaring- optimaal en deskundig van dienst zijn. Waar nodig staan we u bij in de procedure voor de rechtbank (kantonrechter), maar lang niet alle zaken dienen bij de rechtbank ‘voor te komen’. Voorkomen is beter dan genezen, ook hierin.
Het Wetsbureau biedt u dan ook de mogelijkheid om tegen lage en betaalbare tarieven te profiteren van volledig optimale juridische ondersteuning. Wij bieden onze cliënten specialisten op het gebied van verzekeringsrecht, welke u professioneel terzijde staan bij al uw vraagstukken op het gebied van verzekeringsrecht. Onze verzekeringsrechtspecialisten leggen u in begrijpelijke taal uit wat uw rechten én wat uw plichten zijn, wat u te wachten staat en welke stappen u het beste kunt nemen in uw kwestie/positie. Uw belang staat te allen tijde voorop!
Als u een vraag hebt over verzekeringsrecht, aarzel dan niet om ons te bellen of om ons probleemformulier in te vullen. Telefonisch kunnen we u al heel wat uitleggen of u kunt eerst kosteloos via ons probleemformulier laten beoordelen in hoeverre wij u verder kunnen helpen. Het Wetsbureau geeft helder en concreet advies. Geen lange en onbegrijpelijke juridische verhalen over verzekeringsrecht waar u niks mee kunt.